KOMPAS LEZEN: ZO WERKT HET

Met behulp van een kompas kun je tijdens een wandeling, speurtocht of hike de juiste richting bepalen. Maar hoe werkt een kompas precies? De werking van een kompas gaat uit van de vrij draaiende magnetische naald. Omdat één kant van de naald van een kompas zich richt op de noord-zuidlijnen van het magnetisch veld van de aarde kun je je richting ten opzichte van het noorden bepalen. Deze kant van de naald is vaak rood. Hoe je het kompas verder moet gebruiken leggen we je hier uit!

Het kompas lezen doe je niet alleen met behulp van de naald maar ook met behulp van een schaalverdeling met de vier windstreken die op het kompas is weergegeven. Dit wordt de kompasroos genoemd. Bij de meeste kompassen wordt gebruik gemaakt van booggraden als schaalverdeling.

Hoe gebruik je een kompas?

Een kompas gebruiken en lezen kun je op verschillende manieren doen. Die manieren worden ‘grepen’ genoemd.

Greep 1: een opgegeven koers (kompas-terrein)

Je krijgt een koers opgegeven in graden. Wil je een koers van 123° lopen, dan draai je de roos zo dat 123° bij de richtingpijl op het kompas staat . Draai nu het kompas tot dat de noordkant van de naald naar het noorden op de roos wijst. De richtingpijl wijst nu in de richting 123°.

Greep 2: zelf een richting bepalen (veld-kompas)

Om een koers of richting te bepalen kijk je eerst goed om je heen: zie je een markant object dat ook op je kaart staat aangegeven? Je kunt het beste gebruik maken van een topografische kaart (of stafkaart) omdat deze het meest gedetailleerd zijn.  Je wijst met de richtingpijl op het kompas naar het object. Vervolgens draai je de roos net zolang tot de naald en de noordlijnen in de zelfde richting wijzen. Op de roos van het kompas kun je nu bij de richtingpijl lezen in welke richting het object staat.

Greep 3: een koers bepalen met behulp van een kaart

Wil je je koers bepalen met een topografische kaart? Zorg dan dat je kaart georiënteerd wordt. Dat doe je met behulp van de noordpijl op de kaart. Op het kompas zie je waar het werkelijke noorden is. Zorg dat die twee met elkaar kloppen.

Vervolgens moet je bepalen waar je bent, of vanaf waar je je koers wilt gaan volgen. Daarvoor kun je gebruik maken van een kaarthoekmeter of door jezelf te oriënteren: kijk in het rond en zoek een herkenningspunt op de kaart.

Leg een liniaal (of gebruik je kaarthoekmeter) op de kaart vanaf de plaats waar je wilt vertrekken naar de plaats waar je naar toe wilt. Leg het kompas langs de liniaal. Draai nu de roos totdat de noordlijnen gelijk lopen met de naald en de noordlijnen op de kaart. Bij de richtingpijl kun je nu aflezen in welk richting je wilt lopen. Met Greep 1 kun je nu weer aan de slag om daadwerkelijk te gaan lopen.

Greep 4: van koers naar kaart

Heb je een koers bepaald op basis van objecten in de omgeving? Dan kun je die ook weer terugbrengen naar de kaart. Zorg dat de kaart naar het noorden is georiënteerd. Draai de roos tot de koers bij de richtingpijl staat en leg het kompas vervolgens met een hoek op de plaats waar je bent. De noordlijnen liggen parallel aan de kaartnoordlijnen. Leg een lineaal naast het kompas en zoek naar het punt op de kaart waar je naar toe wilt. Op de kaart kun je zien welke paden er zijn en welke route je dus kunt volgen.

Waar moet je verder rekening mee houden?

Een kompas werkt op basis van magnetisme. Kom je met je kompas te dicht in de buurt van metaal of een andere magnetische bron, zoals je smartphone, dan kan het kompas gaan afwijken. Dit wordt ‘deviatie’ genoemd. Houd bij gebruik van het kompas dus voldoende afstand van dergelijke bronnen.

Omdat het magnetische noorden in Nederland bijna gelijk is aan het geografische noorden kun je hier vrij eenvoudig met een kompas je richting bepalen. Op andere plaatsen op de wereld kan het verschil tussen het magnetische en het geografische noorden groter zijn. Dat verschil wordt de declinatie genoemd en daar moet je rekening mee houden bij het gebruik van het kompas.

Op het zuidelijk halfrond kun je geen gebruik maken van een gewoon kompas zoals je dat in Nederland zou doen. Hiervoor maak je gebruik van een speciaal wereldmodel.